Les Puces, de naam zegt het al: de vlooienmarkt. Een goede kilometer ten noorden van metrostation Bougainville, op een wat troosteloos verlaten industrieterrein, al behoorlijk dicht bij de noordelijke cités en dus “warmere” wijken. Want dat moet je weten van Marseille: de Vieux Port en de centrale laan La Canebière vormen zowat de grens tussen het “arme” noorden en het “rijkere” zuiden van de stad. Volgens de anciens van Marseille lijkt het haast alsof hier ooit, vroeger, een soort grenspost heeft gestaan. Inderdaad, als er al segregatie bestaat in Marseille, dan is dat niet zozeer een etnisch-culturele maar een sociaal-economische. Al hoeft het je niet te verbazen dat het ook hier een vaststaand feit is dat hoe gekleurder je bent, hoe armer je bent.
In Les Puces is die armoede goed zichtbaar. Dit is dus hoe een overlevingseconomie eruit ziet. Op de trottoirs van de razend drukke weg langs het terrein van Les Puces wordt om het even wat verkocht door de armzaligen van Marseille. Versleten schoenen, gsm-laders, zelf gevangen vis, gestolen en gesmokkelde sigaretten. Noem het en je kan het er kopen, zolang het maar door de rest van de wereld niet meer gesmaakt wordt. Hoe meer je je naar het centrum van de markt begeeft, hoe meer het op een normale markt begint te lijken. De markt bestaat uit drie grote magazijnen met daartussen een chaotische wirwar aan marktkraampjes die meestal niet veel meer voorstellen dan een paar planken op twee schragen. Het volk voor en achter deze schragen is een perfecte afspiegeling van de bevolking, alhoewel toch voornamelijk Afrikaans en wat er nog zoal uit de hele wereld hier is aangespoeld.
In het verste magazijn zitten de verkopers van oude meubelen, ijskasten, tv-toestellen en andere huishoudelijke apparatuur. Als je van hieruit een soort straat met kraampjes, waar je van afgerukte zijspiegels tot alles waar je een doorsnee loodgieter gelukkig mee maakt kunt kopen, kom je in de middelste hal. Deze heeft de air van een Noord-Afrikaanse soukh met talloze groentekramen, beenhouwers, visverkopers maar ook kappers en exotische eetzaken. Allemaal veel properder dan je wellicht onterecht zou denken maar vooral gedompeld in zo’n typische hectische oriëntaalse ambiance. In de derde hal ontdek je dan tot je niet geringe verbazing een hele andere, hedendaagse, zelfs hippe grootstedelijke wereld. Hier vind je de echte brocanterie, waar de huidkleur van de verkopers veel bleker is en de uitgestalde waar ook een pak prijziger zijn. Toegegeven, er liggen dan ook prachtige stukjes art deco en jaren ’60 memorabilia.
Je kunt hier allemaal een beetje laatdunkend over doen, maar dit is dus echt zo’n typische plek waar je de veerkracht van Marseille voelt. Ondertussen heeft zich hier trouwens ook een Lidl supermarkt gevestigd met daarrond niet minder dan 300 handelsbedrijfjes waar alles samen al meer dan 1000 mensen een inkomen bijeen verdienen. Dat is de stap van een overlevingseconomie naar een echte economie. Dat is hoop die vanuit de diepste miserie ontstaat. En dat zijn vooral mensen die zich door iedereen in de steek gelaten voelen en dan zeggen: wij doen het zelf wel.